Dus dit is hoe de directie erover denkt

Ronald Visser is niet zomaar een directeur. Hij is de pater familias van OZHZ. Vanaf het allereerste begin was hij erbij. Adjunct-directeur Marloes Tolsma is the new kid on the block. Ze zit ruim een half jaar bij OZHZ en dus: nieuw, met een frisse blik. Hoe kijken Marloes en Ronald tegen OZHZ aan? Wat gaat er goed, wat kan er beter? Lees mee voor een uniek inkijkje in de hoofden van de dagelijkse leiding van OZHZ.

Veranderingen

Marloes begint het gesprek met een makkelijke vraag, om er in te komen: “Ronald, jij zit nu al sinds het begin bij OZHZ. Wat is nou de grootste verandering die je hebt meegemaakt?”

Ronald: “Ja, dat klopt. Ik werk hier al vanaf 1 januari 2011. Eerst als adjunct-directeur, met Leo de Jong als directeur. Toen ik het van hem overnam was OZHZ een goed geoliede machine. Hij had de dienst strak georganiseerd. Dat moest ook wel, want hij moest twee organisaties samenvoegen: de milieudienst en een afdeling van de provincie. Maar na een tijdje merkte ik dat de jas van Leo begon te knellen. Medewerkers hadden behoefte aan meer zelfstandigheid en meer verantwoordelijkheid. Daar hebben we aan gewerkt door een aantal managementlagen weg halen. Dat is ons als management goed bevallen, en de medewerkers zelf ook.

Daarnaast vond ik het een grote en pijnlijke verandering dat de rijksoverheid in 2017 besloot om de grote, chemische bedrijven die vallen onder de Brzo (Besluit risico’s zware ongevallen, red.), onder te brengen bij de DCMR. Hierdoor raakten we belangrijke kennis kwijt, die we niet zo makkelijk meer terugkrijgen. Maar voordeel is weer wel dat onze samenwerking met de DCMR hierdoor sterk is verbeterd. En dat wij nu de bouwtaken voor die bedrijven mogen doen in opdracht van de DCMR. Zo heeft ieder nadeel zijn voordeel.”

Het artikel gaat verder onder de foto.

Een warm bad

Marloes: “Wat is het voorval dat je persoonlijk het meest heeft geraakt de afgelopen 10 jaar?”

Ronald: “Op persoonlijk vlak was dat toch wel het overlijden van twee collega’s. Allebei aan de gevolgen van kanker. Dat raakte me toch wel enorm. Ik was zo verbaasd over de positiviteit van deze collega’s tijdens hun ziekte. En het was heel mooi om te merken dat alle collega’s meeleefden en elkaar steunden. Er wordt weleens gezegd dat OZHZ een warm bad is voor collega’s. Nou, dat heb ik toen ook wel gezien.”

Marloes: “Dat heb ik zelf ook ervaren toen ik hier kwam werken. De Brabantse omgevingsdienst waar ik zat, voelde echt als een warme familie. En voordat ik hier kwam, dacht ik: ‘In Zuid-Holland zal dat wel anders zijn’. Maar het is ongelooflijk wat ik hier heb meegemaakt en wat hier allemaal gebeurt aan verbinding en betrokkenheid bij elkaar. Echt dat warme bad waar mensen het over hebben.”

Toch niet zo nieuw

Helemaal nieuw is Marloes dus niet. Ze heeft haar strepen verdiend. Ze was directeur bij de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) en secretaris van Omgevingsdienst NL – de overkoepelende vereniging van alle 29 omgevingsdiensten. Vanuit die ervaring kan zij goed analyseren wat er goed en minder goed gaat bij OZHZ. Natuurlijk is Ronald daar benieuwd naar: “Als je OZHZ nou vergelijkt met andere omgevingsdiensten, wat valt je dan op?”

Marloes: “Allereerst het vertrouwen dat we hier krijgen van de opdrachtgevers. Dat is heel groot. En dat merk je meteen in de ruimte die er is om nieuwe dingen te doen. Ook financieel krijgen we die ruimte. Daardoor kunnen we investeren in kwaliteit, in innovaties en in nieuwe thema’s, bijvoorbeeld rondom duurzaamheid. Veel andere diensten zitten nog steeds in de klassieke rol van vergunningverlening, toezicht en handhaving. OZHZ is al stappen verder.”

Het is ongelooflijk wat er hier allemaal gebeurt aan verbinding en betrokkenheid bij elkaar.

Marloes

Meer samenwerken

Tevreden glimlachend leunt Ronald naar voren: “Dat klinkt heel positief. Zie je ook punten waar we het nog beter kunnen doen?”, vraagt hij oprecht geïnteresseerd.

Marloes weet wel raad met die vraag: “Een belangrijk punt is de samenwerking met andere diensten en organisaties. Als ik nu even de vergelijking maak met ODZOB, daar deden we dat veel meer. Bijvoorbeeld het agrarisch toezicht. Dat doen alle omgevingsdiensten in Brabant met dezelfde digitale tool. De data uit die tool komt in een prachtig mooi dashboard, waar elke gemeente dezelfde soort gegevens uit kan halen. Dit hebben we samen ontwikkeld. Ook werkten we nauw samen met de universiteit Wageningen om kennis te delen.”

“Daar heb je gelijk in,” valt Ronald haar meteen bij. “Samenwerking is een belangrijk punt voor de toekomst. Dat zie je ook terug in het rapport van de commissie Van Aartsen. Die samenwerking kan bijvoorbeeld goed op het gebied van data. Alle vijf de omgevingsdiensten in Zuid-Holland hebben veel data. En we zijn alle vijf bezig met de vraag hoe we daar het best gebruik van maken. Dat moet je op een slimme manier vormgeven. Nou denk ik dat al die vijf diensten, stuk voor stuk te klein zijn om dat op een hele efficiënte en effectieve manier vorm te geven. Maar met z’n vijven zou dat heel goed kunnen.

Verder zijn er natuurlijk nog meer diensten die zich bezighouden met de leefomgeving. Denk aan de veiligheidsregio en de dienst gezondheid en jeugd. Ik denk dat we daar nog meer mee gaan samenwerken. De Omgevingswet geeft daar ook alle aanleiding toe. De belangrijkste thema’s in de wet zijn toch veiligheid, gezondheid en milieu.”

Het vertrouwen wat we krijgen van de opdrachtgevers is heel groot.

Marloes

De droom voor komende tien jaar

Nu beginnen Marloes’ ogen te schitteren: “Dat is nou echt mijn droom voor over tien jaar. Dat we gewoon alle informatie waarop we zitten kunnen delen om de slimste aanpak te kunnen bepalen. Dat moeten we doen in Nederland, maar ook in Europa. Grenzen vormen nu te veel een belemmering voor samenwerking. En ik hoop echt dat we dat over tien jaar beter kunnen doen. Wat is jouw droom voor over tien jaar?”

Ronald lacht: “Punt één ik hoop dan met pensioen te kunnen zijn in goede gezondheid! Dat in ieder geval, hoewel ik het nog enorm naar mijn zin heb hoor.” Marloes lacht mee. Als ze uitgelachen zijn, gaat Ronald verder: “Ik denk dat er over 10 jaar een dienst staat die niet meer weg te denken is in de maatschappij. Dat als een gemeente of provincie een ruimtelijke opgave heeft, ze meteen denken: wat vindt OZHZ daarvan? Hebben we al input van OZHZ gehad? Zo’n positie moeten we willen. Maar zo’n positie moet ons ook gegund worden. En die word je alleen maar gegund door goed te blijven aanvoelen wat onze opdrachtgevers van ons nodig hebben.”